De ontzettende kracht van rot fruit

Er was eens een dorp, zoals bijna ieder ander dorp. Er woonden en werkten mensen, onder wie een boer en een bakker. In het midden van het dorp pronkte een organisatieboom vol laaghangend en vers gerijpt fruit. Bovenin zaten vier directie-appels van eenzelfde soort. Zij deden na verloop van tijd werkelijk alles wat je niet van een directie-appel zou verwachten, stevig aangevuurd door de lichtbruin getinte voorzitter-appel.

De boer die toezicht hield op de boom en hem moest verzorgen, was te druk met boeren. Al gauw werden door al dat geweld bij alle vier directie-appels butsen en lichtbruine plekken zichtbaar. Het laaghangende fruit merkte daar nauwelijks iets van. Dat hing nogal ver van de boomtop.

Op een dag kwam de boer langs zijn appelboom om toezicht te houden op de groei. Hij zag dat langzaamaan het lager hangende fruit werd aangestoken door de vier bruine directie-appels.

Hij sneed op advies van de bakker – die jaarlijks het goede fruit van hem afnam om heerlijke appeltaarten van te bakken – drie bruin geworden directieappels los van de boom. Hij liet echter uit gemakzucht de meest aangetaste donkerbruine voorzitter-appel hangen. Die hing zo hoog in de boom dat hij er amper bij zou kunnen met zijn ladder. Bovendien oogde die al zo kwetsbaar dat die vanzelf wel zou gaan vallen

De boer zocht de dagen daarna in naburige dorpen drie twijgen met evenzoveel prachtig ogende, frisse nieuwe directie-appels, van diverse mooie rassen en afkomst. Voorts nam hij een vlijmscherp mes en een emmertje entwas. Met grote precisie plaatste hij de frisse nieuwelingen net iets onder de oude en pruttelende voorzitter-appel. Hij hoopte dat deze drie in staat zouden zijn de oude voorzitter-appel in positieve zin nog een poosje te ondersteunen. En dat die daardoor weer wat frisser zou gaan ogen, of anders voorgoed zou vallen.

Onder het bewind van de drie eerder verwijderde directie-appels en hun voorzitter, was eerder al het lager hangende fruit behoorlijk aangetast. Het was rijp, bruin, donkerbruin en nog een beetje groen door elkaar heen dat de boom sierde. Enkele appels waren wel voor het oog gegroeid. Maar vooral door zich af te zetten op zwakkere appelbroeders die hen omringden. Zij raakten daardoor bijna het niveau van de drie nieuwe twijgen. Liefst zaten zij zelf op die hoogte in de organisatieboom, of helemaal aan de top. De voorzitter-appel hingimmers op vallen. En om daar in de toekomst mogelijk een plaatsje te bemachtigen, waren ruzies, vleierij en geroddel niet van de lucht. De voorzitter-appel vuurde stiekem zijn zelfgekozen appel-subtop nog wat aan om vooral sneller te groeien en harder te worden. Maar dat is nogal lastig als die competenties niet van nature in je klokhuis zitten. Zijn invloed op de nieuwe nog wat hardere directie-appels kostte hem teveel moeite. Die daaronder waren al wat langer onder hem, verder aangetast, op sommige plekken zelfs doorzichtig en bovendien beter kneedbaar.

Tot de kraai haar grote schrik zag zij – kort na het fluistergesprekje – dat de twee kleine, groene appels door de daarboven gepositioneerde bruin-gevlekte appel werden belaagd. Laatstgenoemde werd daarbij stevig aangevuurd door een daar weer boven hangende en veel grotere, donkerbruine appel. Eén met een rottend gat boven zijn klokhuis, hangend aan een hele grote steel en met navenant stemgeluid. Ook andere appels, in zeker 40 tinten bruin, schreeuwden mee. Net zolang tot de groentjes, kort na elkaar, loslieten en beide ver van de boom rolden. Eenieder naar een andere kant van het plein. ‘Groentjes, jullie zijn NIETS waard, wij zijn de TOP’, zo werden de twee appeltjes nagejouwd.

‘Deze boom is door en door rot’, was de kraai haar conclusie. Ze vloog omhoog, bekeek het nog eens van een afstandje en zocht de boer op. Hem eenmaal gevonden zette ze zich op zijn rechterschouder en fluisterde haar bevindingen in zijn oor. Wederom roemde de boer zijn frisse aanwas op directie-appel-niveau. Hij liet de bevindingen van de kraai zijn rechteroor vluchtig binnen. En dwars door zijn botte kop zijn linkeroor weer zo snel mogelijk uit. Hij had immers geen tijd, geen zin om de ladder te halen en al helemaal geen trek om weer te gaan snijden en enten.

De kraai keerde daags na dit voorval terug naar de appelboom op het plein en zetelde zich weer op de tak boven in de top, waar de voorzitter rustig rondhing. ‘Scheer je weg, jij hoort hier niet’, lispelde de voorzitter-appel. Dat zou zij maar wat graag doen, want zo gezellig was het daar niet, behoudens het mooie uitzicht. Ze fluisterde de voorzitter-appel toe: ‘Om de grootste te kunnen blijven, moet je leren loslaten’. Verwonderd door de wijze woorden van de kraai, herhaalde de voorzitter-appel deze uitspraak langzaam en met luid stemgeluid. Hij deed dat wel drie keer, zo mooi vond hij het klinken. De spreuk daalde af tot aan de onderste regionen van de appelboom, onder luid gejoel van de subtop. ‘Wat een wijsheid hebt u toch in pacht’, riep de één. ‘U bent de beste’, loog de ander. De appel-voorzitter zette echter zelf geen daad bij woord…

De kraai wachtte nog even en zette zich vervolgens stevig af op de tak, op zoek naar een mooiere boom. En juist dat was precies het zetje dat nodig was. De inmiddels pikzwarte en met gaten geplaagde voorzitter-appel denderde luid ratelend naar beneden en viel in stukken en brokken uiteen. Hij nam de drie nog niet heel stevig gehechte twijgen mee in zijn val, met daaraan evenveel van boven en van onder aangetaste directie-appels. Samen verzorgden zij een verwoestend domino-effect in de appelboom. Uiteindelijk kwam het tot een enorme berg bruin gemêleerde moes op het plein. Van de voorzitter- en andere directie-appels was niets meer over. Het was één grote bende en het lag open en bloot op straat!

Toen de boer weer eens de tijd nam om zijn nieuwe twijgen en appels te bewonderen, en daarom richting het plein slofte, hoorde hij een lawaai dat steeds luider klonk. Niet alleen de bakker stond luid wenend te snotteren bij de aanblik van al het gevallen en stinkende fruit. Het halve dorp stond kwetterend om hem heen! Toen ze de boer in het vizier kregen klonk het in koor: ‘Door jouw gepruts alleen, geen appeltaart voor iedereen’, zo klonk het woedend.

De boer rende naar huis. Hij had een wijze les geleerd. Hij pakte een borrel en een tegeltje. Vervolgens nam hij een kwast met blauwe verf. Sindsdien prijkt op de gevel van zijn boerderij: ‘Eén rotte appel in den mande, maakt al het gave fruit ten schande’.

De jaren daarna en zolang de boer leefde, was er ieder jaar genoeg appeltaart voor iedereen en zelfs wat kruimels voor de kraai. En zo leefde eenieder aldaar nog lang en gelukkig.

De moraal van dit verhaal:

echt leiderschap vergt MOED om rotte appels, op welk niveau dan ook, tijdig weg te snijden. En oprechte aandacht te schenken aan groen en rijpend fruit, feitelijke bevindingen en welgemeende adviezen.

Auteur: Nicole J. den Hartigh EMIA RO CPI CGBL RPP CPE CIS

Nicole den Hartigh heeft een reeks publicaties op haar naam staan en schrijft regelmatig blogs over onderwerpen die haar bezighouden. Zo schrijft ze als gastredacteur voor de website Nextens.